Wat is autisme
Voor autisme bestaat geen éénduidige definitie. Het is een verzamelterm voor gedragskenmerken. Een diagnose wordt gesteld volgens de criteria die staan in de DSM-5. Dit is een psychiatrisch handboek. Een diagnose kan alleen gesteld worden door een gekwalificeerd psychiater, GZ psycholoog of neuropsycholoog.
In het verleden werd autisme onderverdeeld in verschillende categorieën; klassiek autisme, Asperger, PPDNOS, MCDD ed. Sinds 2015/2016 wordt in de DSM-5 gesproken over autisme spectrum stoornis verkort als ASS.
De term spectrum duidt aan dat het gaat om een grote diversiteit in de manier waarop autisme zich uit per persoon. Autisme is een aangeboren pervasieve ontwikkelingsstoornis. Pervasief betekent dat autisme invloed heeft op alle ontwikkelingsgebieden; de motorische ontwikkeling, sociale ontwikkeling, zintuigelijke ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling en emotionele ontwikkeling.
Bij mensen met autisme verloopt de informatieverwerking in de hersenen op een andere manier. Autisme is geen ziekte maar een verzamelterm voor gedragskenmerken.
Kenmerken van autisme
Niet ieder persoon met autisme vertoont hetzelfde gedrag. Een aantal kenmerken van autisme spelen een rol bij autisme. Deze kenmerken uiten zich bij ieder persoon weer op een andere manier. Ieder mens is verschillend, zo ook alle personen met autisme of een vermoeden daar van.
Kenmerken die vaak worden genoemd bij autisme:
- Eerlijk en recht door zee
- Goed in het waarnemen van details
- Nauwkeurig
- Loyaal
- Niet graag over koetjes en kalfjes praten
- Moeite in het bewaren van overzicht
- Moeite in het scheiden van hoofd en bijzaken
- Goed in analyseren
- Goed in het herkennen van patronen
- Hyperfocus
- Gefixeerde interesses
- Beperkte wederkerigheid
- Moeite met veranderingen
- Overprikkeling van bijvoorbeeld; geluid, licht, kleding en geur.
- Onderprikkeling van informatie vanuit je omgeving of eigen lichaam. Het dringt niet door tot je bewustzijn.
- Creatieve en logische denkwijze
- Tragere informatie verwerking
- Dingen letterlijk nemen/opvatten
- Problemen met het goed aanvoelen van andere mensen
- Moeite met het lezen van gezichtsuitdrukkingen van andere mensen
- Moeite hebben met het maken van oogcontact
- Moeite hebben met het gaande houden van een gesprek
- Moeite met het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
Oorzaken van autisme
Er wordt al lange tijd onderzoek gedaan naar autisme. Sinds begin vorige eeuw zijn er verschillende theorieën ontwikkeld. Dit zijn de belangrijkste;
Autisme verklaard vanuit drie cognitieve stijlkenmerken;
Theory of mind: zich moeilijk kunnen verplaatsen in de positie van een ander. Het ontbreken van het vermogen om gevoelens, gedachten en intenties aan anderen toe te kunnen schrijven. Op basis van dit vermogen kunnen we het gedrag van anderen verklaren of voorspellen.
Executieve functies: problemen met plannen. Moeite hebben met het onderdrukken van onnodige responsen. Moeite met het verschuiven van de aandacht. Moeite hebben met het afsluiten voor niet belangrijke omgevingsprikkels.
Centrale coherentie: problemen in de verwerking van prikkels. Mensen met autisme kunnen over of ondergevoelig zijn voor prikkels. Weerstand tegen verandering, dit komt voort uit angst, doordat mensen met autisme niet kunnen inschatten wat er allemaal gaat gebeuren. Dit kan te maken hebben met; andere tijds,- persoons of ruimtebeleving.
Erfelijke factoren;
Het is bekend dat erfelijke aanleg een rol kan spelen bij autisme. wanneer 1 van de ouders autisme heeft, is de kans dat kinderen ook met autisme worden geboren, 15 tot 20%.
Autisme als gevolg van opvoeding;
Een theorie ontstaan in de jaren 50, inmiddels zeer achterhaald. Deze theorie stelde dat door een koude en afstandelijke benadering in omgang met het kind door de moeder, het kind zich minder ontwikkelde op sociaal emotioneel vlak. Zogenoemde 'koelkastmoeder-theorie'.
De intense wereld theorie;
Neurowetenschappers Henry en Kamila Markram, zijn de grondleggers van deze theorie. Een relatief nieuwe neurologische verklaring voor autisme waarin wordt gesteld dat mensen met autisme niet te weinig voelen maar juist teveel. Het gevolg van een hyperactief brein waarin meer verbindingen worden gemaakt. Hersencellen zijn juist zo actief dat prikkels sterker binnenkomen. De omgeving kan zo intens ervaren worden dat mensen met autisme zich daar van afsluiten, naar binnen keren en kunnen dichtklappen. Dit kan verklaren waarom mensen met autisme zich onttrekken aan sociale situaties. Niet omdat er geen wederkerigheid is in contact, ongevoelig zijn maar omdat de wereld met alle indrukken en prikkels soms te intens is.